Geschiedenis van de vesting Naarden

000


De bouw van het zeefront: Bastions Oud Molen, Katten en Oranje

Naarden lag bij de Zuiderzee en het naar zee gekeerde deel van de vestingwerken maakte deel uit van de zeewaterkering. De zeedijk werd door de vesting onderbroken en het naar zee gekeerde deel van de vestingwerken vulde de onderbreking op. Maar om de vesting heen liep een vestinggracht en als er geen maatregelen zouden zijn genomen had het zeewater bij hoge waterstand door de gracht het land kunnen binnendringen. Daarom werd aan weerskanten van de vesting een stenen muur door de vestinggracht gelegd op de plaats waar de zeedijk tegen de vesting aansloot. Zo'n muur heet een beer en Naarden heeft er twee: de Westbeer waar de zeedijk aan de westkant tegen de vesting aansluit en de Oostbeer aan de andere kant.

Het feit dat de zeezijde van de vesting een waterkering was, zal de reden zijn geweest hier in 1673 te beginnen met het herstelwerk. Maar al snel werd er meer gedaan dan herstellen. Hoewel het tracé van de oude versterking werd aangehouden, werden de werken geheel vernieuw. De nieuwe wallen werden gemaakt van zand en afgedekt met een laag tuingrond of klei. Zo'n wal is beter bestand tegen kanonvuur dan een stenen muur. Om een bestorming te bemoeilijken werd aan de grachtzijde van de wal werd een bekledingsmuur aangebracht. Voorwerken, bestaande uit een bedekte weg en versterkte eilandjes in de gracht (ravelijnen), dienden als extra hindernis en moesten het kwetsbare muurwerk afschermen tegen direct aanvalsvuur.

De aan de zeekant liggende oude bolwerken werden vergroot tot drie bastions: Oud Molen, Katten en Oranje. De relatief korte en rechte zijkanten van deze bastions (de flanken) kwamen schuin op de vestingwal te staan. Hierdoor kon behalve het aangrenzende rechte stuk van de vestingwal (de courtine), ook het naastgelegen bastion beter met kanonvuur vanaf de flank worden afgeschermd. Om meer kanonnen op de flanken te kunnen opstellen werd vóór elke flank een tweede, verlaagde flank aangelegd. Deze lage flank vormt in feite een verlaagde voorwal. Zo kon er geschut boven elkaar worden opgesteld. Ook de rechte stukken wal tussen de bastions, de courtines, kregen een verlaagde voorwal. Om de voorwal te kunnen bereiken werden in de hoofdwal gemetselde doorgangen gemaakt die aan weerskanten met zware deuren konden worden afgesloten. Het zijn de enige permanente gebouwen die bij de aanleg van de vesting in het buitendijkse deel van de vesting zijn gemaakt.

Bij de bastions aan de uiteinden van het zeefront, Oud Molen en Oranje, ligt het middenterrein van het bastion slechts weinig boven straatniveau. Opritten vanaf het middenterrein gaven toegang tot een achter de borstwering aangelegde verhoogde walgang waar geschut kon worden opgesteld. Bij het middelste bastion is het middenterrein opgevuld en verhoogd tot een zogenaamde kat. Het bastion ontleend er zijn naam aan: Katten. Zo'n kat is een (aarden) verhoging vanwaar men met geschut de omgeving kon beheersen en nog steeds is deze kat het hoogste punt van de vestingwerken.

Vervolg: De bouw van het Landfront: Bastions Promers, Turfpoort en Nieuw Molen.


Naar begin